- leeftijd
- {{leeftijd}}{{/term}}1 âge 〈m.〉♦voorbeelden:1 de mensen van mijn leeftijd • les gens de ma génération〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 de derde leeftijd • le troisième âgede gemiddelde leeftijd in die klas is 13 jaar • dans cette classe, la moyenne d'âge est de 13 anseen gevaarlijke leeftijd • un âge critiqueeen man op gevorderde leeftijd • un homme d'un âge avancéhoge leeftijd • grand âgeop jeugdige leeftijd overlijden • mourir jeuneop latere leeftijd • sur le tardvan middelbare leeftijd • d'âge moyen(er) de leeftijd (voor) hebben om • être en âge deoverleden in de leeftijd van 78 jaar • décédé à l'âge de 78 anseen man op leeftijd • un homme d'âgeen dat op zijn leeftijd! • à son âge!hij ziet er jong uit voor zijn leeftijd • il ne paraît pas son âgede leeftijd te boven zijn om • avoir passé l'âge de
Deens-Russisch woordenboek. 2015.